Uitgangspunten
Bij het opstellen van de begroting 2022 en de meerjarenraming 2023-2025 zijn de onderstaande uitgangspunten en richtlijnen in acht genomen. Deze waren opgenomen in de Voorjaarsnota 2021.
Algemeen
De (gewijzigde) begroting 2021 is het uitgangspunt voor de begroting 2022. Er wordt uitgegaan van de nullijn, dat wil zeggen geen hogere ramingen ten opzichte van de begroting 2021. De geactualiseerde stand van zaken van de budgetten 2021, vertaald in de Voorjaarsnota 2021, wordt verwerkt in de begroting 2022.
Daar waar kan worden volstaan met een lagere raming, dient een verlaging ten opzichte van de (gewijzigde) raming 2021 te worden aangehouden.
Bezuinigingsmaatregelen/taakstellingen
De begroting 2022 dient structureel en reëel in evenwicht te zijn of als dat niet het geval is, dient de meerjarenraming aannemelijk te maken dat dit evenwicht uiterlijk in 2025 tot stand zal worden gebracht.
Met het vaststellen van de begroting 2022 dient de gemeente Hulst de meerjarenraming 2023 tot en met 2025 sluitend te maken met bezuinigingsmaatregelen c.q. taakstellingen. Voor de bepaling van de financiële positie worden alle in de begroting opgenomen bezuinigingsmaatregelen op hardheid en haalbaarheid door de Provincie beoordeeld. Daarbij dienen de te treffen bezuinigingsmaatregelen concreet op programmaniveau te zijn ingevuld. Er zal hiervan een overzicht worden opgenomen aangevuld met eventuele stelposten, taakstellingen en eventuele reserveringen voor toekomstige financiële onzekerheden die verspreid in de begroting op programmaniveau zijn opgenomen om een duidelijk inzicht in de financiële positie van de gemeente te geven.
Met andere woorden: er dient sprake te zijn van een reëel perspectief, waarbij de financiële gevolgen van maatregelen die tot een herstel van het evenwicht moet leiden, met besluitvorming door de gemeenteraad zijn onderbouwd (Gemeenschappelijk toezichtskader).
Deltadividend
Er wordt voor de komende jaren geen dividenduitkering van PZEM meer geraamd. Een eventuele dividenduitkering wordt als incidentele bate pas geraamd in het jaar van de vaststelling van het dividend.
Gemeenschappelijke regelingen
De toegestane inflatiecorrectie voor de begroting 2022 van GR-en bedraagt 0,9% (VZG-richtlijnen voor de begroting 2022). Voor de gemeenschappelijke regelingen is voor 2022 geen bezuinigingsrichtlijn vastgesteld. Verder is de maximum-norm voor reservevorming door GR-en vastgesteld op 5% van alle baten van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling. Het meerdere moet in maximaal 5 jaar worden uitgekeerd aan de deelnemers. Negatieve resultaten moeten in eerste instantie uit de reserves worden afgedekt.
Subsidies
Met de vaststelling van het nieuwe subsidiebeleid vanaf het subsidiejaar 2021 is bepaald, dat indexering van de subsidies van professionele organisaties eveneens conform de VZG-richtlijnen wordt vastgesteld en bedraagt zoals genoemd 0,9% voor 2022. Voor vrijwilligersorganisaties worden de subsidies één keer per bestuursperiode (om de 4 jaar) geïndexeerd conform de prijsontwikkeling.
Subsidies
Autonome groei
De financiële ontwikkelingen die een gevolg zijn van een wijziging van o.a. het aantal inwoners, woningen, bijstandsgerechtigden etc. zullen in de begroting worden opgenomen. In 2022-2025 wordt voor wat betreft het aantal inwoners uitgegaan van een daling van het huidige aantal inwoners (werkelijk 1-1-2021: 27.576) naar 27.500 in 2022 door met name migratie (afnemend aantal jongeren en stijging aantal ouderen/senioren).
Voor het begrotingsjaar 2022 gaan we uit van een lichte stijging van het aantal woonruimten (inclusief recreatiewoningen) in 2021, namelijk van 13.617 naar 13.630 (stand 1-1-2022). Voor de jaren daarna wordt uitgegaan van een gelijkblijvend aantal inwoners en woonruimten.
Personeelskosten
In de begroting 2022 wordt de loonsom gebaseerd op de loonsom behorende bij de formatie per 1 april 2021 van het ambtelijk apparaat (inclusief vacatures) en de laatst vastgestelde CAO geldend voor de periode 1-10-2019 tot 1-1-2021. Op dit moment is er nog geen zicht op de ontwikkeling vanaf 2021. In de begroting 2021 zijn we uitgegaan van een totale stijging van 2,5% (inclusief pensioenpremies). Vooralsnog gaan we voor 2022 uit van een verdere stijging met 1,5%, gebaseerd op de verwachte loonontwikkelingen in de meicirculaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze stijging wordt als aparte stelpost onder de Overheadkosten (P&O) opgenomen. De salarislasten worden evenals voorgaande jaren rechtstreeks op verschillende taakvelden verantwoord.
Prijsniveau (prijspeil)
Voor het opstellen van de budgetten dient te worden uitgegaan van de z0genaamde nullijn, dat wil zeggen geen hogere ramingen ten opzichte van de begroting 2021. Eventuele reeds bekende en onontkoombare prijsstijgingen moeten in principe binnen de huidige budgetten worden opgevangen. De huuropbrengsten worden verhoogd met het indexpercentage zoals in het betreffende huurcontract is opgenomen. De inflatiepercentages, gecorrigeerd voor belastingen (o.a. BTW), zoals door het CBS becijferd voor de afgelopen jaren waren wederom laag (2020: 1,2%, 2019: 1,6%, 2018: 1,4%) en hebben nauwelijks effect gehad op het totale budget van de gemeente Hulst. Voor de komende jaren wordt een iets grotere stijging van de inflatie verwacht door het CPB (2021: 1,9%, 2022 1,4%), die voornamelijk wordt veroorzaakt door een hogere bijstelling van de olieprijs. Omdat vooraf moeilijk is in te schatten op welke budgetten de prijsstijgingen het meeste invloed heeft, nemen wij hiervoor een aparte stelpost op voor het totale begrotingsbudget, gebaseerd op de percentages zoals die worden gepubliceerd in de meicirculaire 2021. De reeds bekende prijsstijgingen worden hiermee verrekend.
Rente
De rentelasten worden aan de investeringen toegerekend via een omslagpercentage (verplicht via het nieuwe taakveld Treasury).
- Conform de aanbeveling in het BBV wordt geen rente aan de reserves (eigen vermogen) toegerekend.
- De rente over de boekwaarde van exploitatieplannen wordt gebaseerd op de berekening uit de Notitie grondexploitaties 2019 van de commissie BBV. Bij een eventueel negatieve boekwaarde wordt geen rentevergoeding aan het betreffende exploitatieplan toegerekend. In de herziening van de exploitatieplannen zal rekening worden gehouden met dit percentage.
- Ondanks de lage stand van de rente wordt in 2022 voor nieuwe investeringen wederom met een rente van 1,2% gerekend. Het werkelijke gemiddelde rente(omslag)percentage in 2020 bedroeg 0,92%.
- Over het tekort aan financieringsmiddelen wordt met een rente van 0,00% gerekend tot de kasgeldlimiet en 1,2% boven de limiet.
Algemene uitkering
Bij de beoordeling of er sprake is van een materieel sluitende (meerjaren)begroting wordt, voor wat betreft de algemene uitkering uit het gemeentefonds, uitgegaan van de meicirculaire 2021 en de daarin opgenomen uitkeringsfactoren. De herverdeling van het gemeentefonds is nog steeds niet definitief. Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat 2023 haalbaar moet zijn. Voorzover er hiervan reeds effecten bekend zijn bij het opstellen van de begroting, zal hiermee rekening worden gehouden.
Sociaal Domein
Vanaf 2019 is er voor grote delen in het Sociaal Domein geen directe relatie meer tussen de baten en de lasten. De baten, die voor 2019 via een integratie-uitkering werden uitgekeerd, worden vanaf 2019 voor een groot deel via de algemene uitkering uit het gemeentefonds verstrekt. Voorlopig blijft er nog wel een directe relatie tussen de baten en de lasten van de BUIG (inkomensdeel participatie).
In het Gemeenschappelijk toezichtskader is voor de begroting 2020 extra aandacht besteedt aan het Sociaal Domein. De toezichthouder gaat ervan uit dat wij na enkele jaren van ervaring en voortschrijdend inzicht in het sociaal, de baten en lasten reëel ramen. Bij de beoordeling door de toezichthouder worden de realisatie van de laatste jaarrekeningen (2017/2018) en de verslagen van de accountant tevens betrokken. In 2020 is nog een overschot behaald op het Sociaal Domein, dat is toegevoegd aan de egalisatiereserve. De afrekening van Jeugdzorg is hierin nog niet opgenomen. Deze zal verrekend worden in 2021. Verder wordt momenteel door de VNG samen met het Rijk gezocht naar oplossingen voor de tekorten op Jeugdzorg. Voor zover deze effecten reeds bekend zijn, zal er bij het opstellen van de begroting rekening mee worden gehouden.
Blijkt uit de realisatie dat de lasten hoger zijn dan het beschikbaar gestelde (rijks)budget, dan geldt het uitgangspunt van budgettair neutraal ramen niet meer. Dit kan alleen gehandhaafd blijven als harde en haalbare maatregelen worden genomen om de lasten te verlagen. Op dit moment resteert nog een saldo in de egalisatiereserve sociaal domein. Dekking van tekorten hieruit kunnen niet als structurele dekking worden beschouwd.
Ontwikkeling lokale lasten
In de bij de begroting 2021 behorende meerjarenraming is rekening gehouden met een hogere opbrengst voor de jaren 2022 t/m 2024 door indexering/inflatie-correctie van de OZB woningen en forensenbelasting met 5% voor 2022 en met 3% voor de jaren 2023 en 2024. Door de hogere stijging voor OZB woningen in 2022, wordt de gebruikelijke extra stijging met € 6,00 voor de rioolrechten voor dat jaar niet doorgevoerd.
Voor de OZB niet-woningen is rekening gehouden met een hogere opbrengst voor de jaren 2022-2024 van 5%. Voor de overige belastingen zijn geen tariefaanpassingen opgenomen, doch wordt tenminste rekening gehouden met een inflatiecorrectie. De precariobelasting op kabels en leidingen mag na 2021 niet meer worden geheven, hiermee is reeds rekening gehouden in het dekkingsplan 2021-2024.
Kostendekkendheid geldt als principe voor de volgende heffingen en retributies:
- Rioolrechten;
- Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten;
- Leges;
- Lijkbezorgingsrechten.
Investeringen
De in 2022 en voor de daaropvolgende jaren 2023, 2024 en 2025 geplande investeringen, zo mogelijk met actuele beheersplannen als basis, moeten gedetailleerd per project en per programma worden opgenomen met daarbij het investeringsbedrag, de verwachte economische levensduur, eventuele bijdragen van derden, de verwachte doorlooptijd (afrondingsjaar). De ambtelijke inzet in uren voor deze investeringen wordt opgenomen in de reguliere exploitatie op het taakveld waartoe de betreffende investering behoort, dus maakt geen onderdeel uit van het investeringsbedrag.
Door de geplande investeringen afzonderlijk te benoemen is het mogelijk een geprognosticeerde balans te presenteren in de programmabegroting zoals vanaf 2017 verplicht is. Ook leidt dit tot een betere afweging vooraf over de inzet van middelen voor investeringen. Het overzicht kan eventueel vergezeld gaan van een prioriteitenlijst, zodat de raad op basis daarvan nog een keuze kan maken. Beschikbaarstelling van de kredieten zal later bij afzonderlijk raadsvoorstel en –besluit geschieden.
De (vervangings)investeringen voor materieel van de buitendienst worden rechtstreeks op het desbetreffende programma gemaakt, zodat deze bij de vaststelling van de begroting door de gemeenteraad worden geautoriseerd. Deze zullen echter wel apart moeten worden benoemd in het overzicht van investeringen.
Meerjarenraming 2023-2025
Uitgegaan wordt van:
- Bestaand beleid, basisjaren gelijk aan ontwerpbegroting + 3 volgende jaren;
- De algemene uitkering wordt gebaseerd op de meicirculaire 2021 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gaat uit van uitkeringsfactoren in constante prijzen;
- Gelijkblijvende inwonersaantallen (per 1-01-2022: 27.500);
- Het geraamde aantal woonruimten blijft gelijk (stand 1-1 2022: 13.630);
- Voor de berekening van de kapitaallasten van nieuwe en vervangingsinvesteringen wordt uitgegaan van een rente van 1,2%;
- Er wordt geen rente toegerekend aan de reserves (eigen vermogen);
- Mutaties als gevolg van incidentele aangelegenheden: afwijkende ramingen die binnen de planperiode vallen, worden toegelicht.